De maandagmiddag WI column van onze fractievoorzitter: Niet locatiewrok maar diplomavoorkeur verklaart politieke tegenstellingen
Volgens Jan Steven Eilander zijn de huidige politieke tegenstellingen een kwestie van geografie. Progressief versus conservatief is passé. Randstad versus regio of grootstedelijk versus landelijk vormen de nieuwe politieke kloven. Werkelijk? Is de verharding in standpunten over pieten, gender, vlees eten en stikstof geografisch bepaald? Nee, het gaat om inkomens en diploma’s!
Foto: Wim Schut
Het klopt dat verkiezingsuitslagen zich vaak laten lezen als een geografische kaart. Dat is landelijk zo en ook als je inzoomt op bijvoorbeeld een stad als Delft. Daar zie je de wijk- en buurtindeling duidelijk terug. In sommige wijken en buurten kiest men massaal GroenLinks en D66, in andere lokale partijen. En er zijn wijken en buurten waar nauwelijks wordt gestemd.
Wat is hiervan de verklaring. Volgens mij niet Randstad versus regio of stad versus platteland. Immers: heel Delft is (rand)stedelijk. Er liggen bovendien genoeg steden in de regio en plattelandsdorpen in de Randstad. Maar in hoeverre bepaalt de plek waar je woont dan wel je stemgedrag?
Twan Huijsmans[1], onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam promoveert op ‘geografische verschillen in politieke opvattingen’. Hij heeft het over ‘plaatsen die er niet toe doen’, een begrip dat vergelijkbaar is met ‘deplorables’ van Hilary Clinton. Huijsmans stelt echter dat niet locatie, maar verschillen in opleiding (theoretisch en praktisch) politieke tegenstellingen en het vertrouwen in de politiek het beste verklaren.
Boze boeren vind je immers van Zuid-Holland tot en met de provincie Groningen. Linkse theoretisch opgeleiden wonen in steden én in de regio. Onderzoek in de Verenigde Staten laat zien dat vooral mensen met lagere inkomens, praktisch scholing en zonder leidinggevende positie nauwelijks aan politieke participatie doen en niet geloven dat de politiek iets voor hen oplost. Het klopt dat deze mensen in sommige gebieden sterker vertegenwoordigd zijn.
In Nederland tekent zich dit ook af. Het is dus niet de geografie zelf die de politieke kloven verklaart, wel hoe je bent opgeleid en welk inkomen je hebt. Dit wordt versterkt doordat politieke vertegenwoordigers tot een en dezelfde opleidingscategorie en inkomensniveau behoren, namelijk theoretisch opgeleid en inkomens ruim boven modaal.
Wantrouwen in de politiek lossen we niet op door meer inspraak. Vertrouwen in de politiek komt terug als praktisch geschoolden en mensen met lager dan modale inkomens op verkiesbare plekken op kieslijsten komen te staan. Hier ligt een opdracht voor politieke partijen, ook voor de ChristenUnie.
Dit stuk is eerder vandaag verschenen als column bij het Wetenschappelijke Instituut van de ChristenUnie. Daar verschijnt tweewekelijks een column en deze keer van onze fractievoorzitter Bert van der Woerd